×


AQUARIUS

Roeitechniek



 

 

 

 

Het meest belangrijke in het roeien is een goede techniek. Heb je veel kracht en geen techniek: helaas, dan kom je niet echt ver. Heb je weinig kracht en veel techniek: dan kom je een stuk verder, maar nog niet ver genoeg.

Alhoewel techniek de basis van alles is, staat bij het roeien in een ploeg de gelijkheid centraal. Niet alleen de roeibeweging moet synchroon zijn, ook het lichaamswerk moet gelijk zijn. Als roeier moet men volgzaam zijn (althans tijdens het roeien): goed luisteren naar stuurman en coach is belangrijk; het volgen van de slag is een vereiste.

De roeibeweging bestaat uit een aantal onderdelen, die vloeiend na elkaar worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om de inpik, de doorhaal, de uitpik, de wegzet en het oprijden. De volgorde waarin de verschillende lichaamsonderdelen ingezet worden is zeer belangrijk: eerst benen, gevolgd door een (kleine) rugzwaai en als laatste een snelle armbeweging. Op de rest van deze pagina zullen de verschillende onderdelen van de haal worden toegelicht.

De roeibeweging bestaat uit 4 fasen:

- De inpik; het in het water plaatsen van de riemen. Dit is het startpunt van de haal. De onderbenen maken een hoek van 90 graden met de bovenbenen. De armen zijn volledig uitgestrekt waarbij de polsen in een rechte lijn met de armen zijn. Verder moet men ontspannen zitten. Het blad staat verticaal en raakt bijna het water; met een lichte beweging vanuit de schouders valt het blad in het water, zodanig dat het volledig bedekt is. Dus net onder het wateroppervlak.

Het eerste gedeelte van de haal wordt volledig gemaakt vanuit de beentrap. Nadat het blad in het water is gekomen, wordt er licht op het voetenboard getrapt. Gedurende het uittrappen neemt de kracht toe: een zogenaamde opbouwende haal naar de eindhaal toe. Hierbij blijven de armen gestrekt en het lichaam ingebogen. De beweging zit puur en alleen in de benen. Het blad blijft te allen tijde volledig bedekt.

- De haal; het voortbewegen van de boot. Wanneer de benen volledig uitgestrekt zijn, wordt deze beweging gevolgd door een korte rugzwaai. Belangrijk is dat deze beweging vloeiend is en dat er niet te ver achterover gevallen wordt. De armen zijn nog steeds gestrekt en blijven gedurende zowel de beentrap als de rugzwaai op dezelfde hoogte. Dus niet naar beneden duwen of omhoog trekken. Het blad is nog steeds volledig bedekt.

Het laatste deel van de haal is de eindhaal; deze wordt gevormd door de snelle armbeweging. Belangrijk hierbij is, dat de riemen recht naar achteren worden getrokken. Het hoofd blijft omhoog, de buikspieren zijn aangespannen, de schouders blijven ontspannen en de houding van de rug wordt vastgehouden. De riem moet niet volledig tot het lichaam worden aangehaald, omdat er anders geen ruimte meer is voor de uitpik.

- De uitpik; het uit het water halen van de riemen. Bij de uitpik wordt het blad uit het water gedrukt. De houding zoals bereikt in de eindhaal wordt vastgehouden, waarbij het 'hoog zitten' een belangrijk aandachtspunt is. Een snelle beweging vanuit de ellebogen leidt ertoe dat het blad verticaal uit het water komt.

De wegzet bestaat uit twee onderdelen: het draaien van het blad en het rechtmaken van de armen. Belangrijk is dat deze twee bewegingen snel en vloeiend achter elkaar worden uitgevoerd. Tijdens dit onderdeel van de haal zijn alleen de armen in beweging. Het blad wordt gedraaid door een beweging vanuit de polsen; daarna wordt de ellebogen gestrekt.

- De recover; het oprijden na de haal. Inbuigen en oprijden vormen samen de recovery; hierbij is het belangrijk rust te nemen op de slidings. Tijdens de wedstrijd is dit gedeelte ervoor om (weer een beetje) op adem te komen. Na de snelle wegzet wordt er ingebogen, hierbij wordt er gescharnierd vanuit het bekken. Op zich buigt de rug zelf dus niet in; de beweging komt vanuit de heupen. Belangrijk is te zorgen voor een ontspannen lichaam, denk vooral aan de schouders. Pas na het volledig uitstrekken van de armen wordt er met het oprijden begonnen.

Tijdens het oprijden wordt het blad gedraaid naar een verticale positie; dit gebeurt op het moment dat de handen de enkels net gepasseerd zijn. Daarnaast wordt er in een rustig en gelijkmatig tempo naar voren gereden. Ook op het laatst moet er druk op het voetenboard blijven bestaan; hierdoor wordt voorkomen dat er een versnelling in het rijden optreedt. Tijdens het rijden blijven de handen gelijke hoogte; het blad blijft hierdoor dicht bij het water. Doordat het blad op tijd gedraaid is, zit men volledig klaar om na het oprijden weer direct met de inpik te beginnen.

Op Youtube zijn filmpjes van de Nederlandse roeitechniek en de biomechanische principes van het roeien te vinden waarin bovenstaande techniek wordt gedemonstreerd.